Bij de metingen aan onregelmatige voorwerpen heb je gezien dat sommige stoffen zinken (in water) en dat sommige stoffen drijven (in water).
Bij het proefje met het kaarsvet heb je gezien dat stoffen ook zweven. De stof zinkt dan niet, maar gaat ook niet drijven.
De algemene regel geldt dat de stof met de grootste dichtheid altijd onder komt. En de stof met de kleinste dichtheid komt dan boven. Is de dichtheid van bijvoorbeeld een vloeistof gelijk aan de vast stof die in de vloeistof zit dan gaat de vaste stof zweven.
Let er op dat je de dichtheid van alle stoffen in dezelfde eenheid hebt staan als je de dichtheden gaat vergelijken.
Probeer de opgaven te maken, waarschijnlijk wordt het dan wel duidelijk.
Opgave 1
Neem de volgende zinnen over in je schrift en vul één van de volgende woorden in op de open plaatsen:
grotere, kleinere, drijven, zweven, gelijke, zinken
Als een voorwerp in een vloeistof geplaatst wordt met een _________ dichtheid dan het voorwerp dan zal het voorwerp _________.
Als een voorwerp in een vloeistof geplaatst wordt met een _________ dichtheid dan het voorwerp dan zal het voorwerp _________.
Als een voorwerp in een vloeistof geplaatst wordt met een _________ dichtheid dan het voorwerp dan zal het voorwerp _________.
Opgave 2
Billy heeft een massa van 100 kg.
Billy heeft een volume van 90 dm3.
Kan je uitrekenen wat de dichtheid is van Billy?
En kan je aangeven of Billy in water blijft drijven? [antwoord op hulpbijnask.nl]
Opgave 3
Een mengsel van alcohol en water wordt gemaakt van 400 cm3 water en 600 cm3 alcohol. Als je er van uitgaat dat het totale volume van het mengsel 1000 cm3 is bereken dan:
- de massa van het water
- de massa van de alcohol
- de massa van het mengsel
- en de dichtheid van het mengsel.
Opgave 4
Een voorwerp drijft in verschillende vloeistoffen (met verschillende dichtheden). Wat gebeurt er met het voorwerp als de dichtheid van de vloeistof groter wordt?
Opgave 5
In een bak gevuld met water worden drie voorwerpen gedaan met een dichtheid van ( A ) 0,9 g/cm3, ( B ) 1,0 g/cm3 en ( C ) 1,1 g/cm3. Neem onderstaande tekening over en teken daarin deze drie voorwerpen.
Opgave 6
Eefje heeft rode kaarsjes gekocht die blijven drijven in water. Deze drijfkaarsjes blijven drijven omdat de dichtheid van het kaarsvet (paraffine) kleiner is dan die van water. Eefje heeft badzout gekregen dat groen van kleur is en naar dennenbomen ruikt. Met kerst besluit ze de rode kaarsjes in een schaal te doen gevuld met water waarin wat groen badzout is opgelost.
Leg uit wat er gebeurt met de kaarsjes.